De heer David
1978, Azerbeidzjan
In 2000 naar Amsterdam gevlucht.
Status dankzij generaal pardon.
David heeft een open gezicht. Hij is vrolijk en zelfbewust. Trots op zichzelf, dat straalt hij uit. Als het over zijn verleden in Azerbeidzjan gaat, wordt hij niet emotioneel. Wel als hij nadenkt over zijn toekomst in Nederland.
“Mijn innerlijke wereld is nog rijker dan jullie kunnen zien”
David in het ASKV boek ‘Binnen, over mensen die aanklopten bij het ASKV’, te bestellen via deze link
‘Kunst is mijn kind en mijn vriend en mijn alles. Als kind was ik altijd nauwkeurig en nieuwsgierig, maar door alle gedoe was er weinig aandacht voor kunst. In Azerbeidzjan ging het net als op zo veel plaatsen: als de politie je wil oppakken, dan pakken ze je op. Of je nou wel of geen papieren bij je hebt, of je nou wel of niet iets hebt gedaan. Ik ben zelf verschillende keren opgepakt vanwege mijn homoseksualiteit. Nu is het minder erg, maar dertien jaar geleden werd je als homo in Azerbeidzjan makkelijk opgepakt. Er is nu wel wettelijke bescherming voor homo’s.
En het leven is daar beter dan hier, in elk geval: mijn leven. Daar is mijn mama, mijn huis, mijn familie. En Azerbeidzjan wordt tegenwoordig wel het tweede Dubai genoemd, zo goed gaat het er. Ja, dat wist je niet hè? Soms vraag ik me wel af waarom het leven voor mij zo hard is geweest. Als ik de afgelopen dertien jaar niet bezig was geweest met mijn asielprocedures en verblijfsvergunningen, had ik kunnen studeren terwijl ik in de bloei van mijn leven was. Niet aan denken.
Toen ik hier in Nederland asiel aanvroeg, moesten de mensen van de ind eerst nakijken waar Azerbeidzjan lag. Terwijl wij in Azerbeidzjan vanaf ons zesde al weten waar Nederland ligt, en Denemarken. Azerbeidzjan hoort bij Europa. Het ligt net onder de zijderoute, in Eurazië, snap je: Eúr-azië. Wij horen erbij, net als Georgië en Armenië en zelfs een deel van Iran. Zo hebben we het op school geleerd. Kazachstan, Oezbekistan, dat is pas Azië.
Ik ben gevlucht in 2000. Ik was weer eens opgepakt, maar toen kwam er een aardbeving en in de chaos kon ik zo het politiebureau uit lopen. Het was op dat moment dat ik besloot: wegwezen. Drieduizend euro heeft het me gekost om me hierheen te laten smokkelen.
Naar Nederland? Ik wilde niet naar Nederland, ik wilde naar Amsterdam! Toen ik hier aankwam, ben ik eerst bij het COC terechtgekomen, daarna bij Vluchtelingenwerk. Zij hebben mij aan een advocaat geholpen voor mijn asielaanvraag. Vanaf het begin heb ik overal vrijwilligerswerk gedaan. Dat is een goeie manier om de situatie te leren begrijpen, om mensen te leren kennen en de taal zo snel mogelijk te spreken. Ook bij Vluchtelingenwerk had ik graag als vrijwilliger willen werken, maar dat kon niet. Ik was daar immers al cliënt, dan kun je niet ook vrijwilliger zijn, dat zou betekenen dat ik mijn eigen dossier had kunnen behandelen.
Tijdens mijn procedure – kijk, ik begin alweer te trillen als ik het erover heb – ontdekte ik wel dat wij allemaal een nummertje zijn. Jij bent ook een nummertje. Want ik ben nu dertien jaar hier en nog steeds heb ik geen permanente verblijfsvergunning, ik heb alleen een vergunning op basis van de pardonregeling. De Nederlandse pardonregeling is een cadeautje met naalden. Je moet het aanpakken, maar als je het aanpakt gaan je handen bloeden. Hoe meer ik daarover nadenk, hoe meer stress. Ik probeer er maar niet te veel bij stil te staan. Maar ik begrijp niet waarom het zo ingewikkeld moet zijn. In Azerbeidzjan kwamen ook vluchtelingen, uit Armenië, die kregen binnen vier weken een verblijfsvergunning. Natuurlijk, het zijn ook maar mensen, ook bij de IND, op een dag zal het wel goed komen.
In 2005 had ik zo veel ellende gehad met de Nederlandse overheid dat ik hier weer weg wilde. Misschien verder, naar Israël, waar mijn broer woont, of desnoods terug naar Azerbeidzjan. Maar goed, ik ben gebleven. In datzelfde jaar heb ik in de Gay Pride de prijs gewonnen voor het mooiste bootje. Toen ben ik ’s avonds nog in het programma van Paul de Leeuw geweest. Allemaal zonder verblijfsvergunning. Ik had het wel willen roepen toen ik die prijs kreeg: geef me nou maar een verblijfsvergunning.
Bij Vluchtelingenwerk kon ik dus geen vrijwilligerswerk doen. Zo kwam ik bij het ASKV terecht. Het ASKV werkt heel anders dan het grote Vluchtelingenwerk. Het ASKV is zachter, menselijker, terwijl Vluchtelingenwerk zich meer op het systeem richt.
Je hoeft geen achtergrond te hebben in de hulpverlening of vluchtelingenervaring om bij het askv te komen werken. Als je gewoon het idee hebt dat je iets kunt bijdragen, dan kun je daar iets doen. Dat is het voordeel van de vorm van de organisatie. Bij het ASKV zijn weinig formele regels, er zijn gewoon huisregels. Gelukkig zijn er nog steeds van dat soort organisaties in Nederland.
De cliënten die ik hielp, wisten niet dat ik zelf ook vluchteling was. Ze zeiden tegen mij: jullie hebben alles hier, wij hebben niks. Soms was het moeilijk om niet te zeggen: ik ben een van jullie.
Wacht even, mijn mama belt uit Azerbeidzjan. Ja, zij accepteert mij volkomen, mijn hele familie doet dat. Wat dacht je dan: ik heb mijn leven zelf geregeld, ik heb werk hier en vrienden, en dan zou ik m’n familie niet onder de knie kunnen krijgen? Ha ha. Ik heb net foto’s van mijn nieuwe vriendje laten zien aan mijn broer in Israël. Dat vindt hij prima. Goedgekeurd, zei hij.
In mijn huis hangt een litho van Giovanni Piranesi die ik zelf heb ingelijst. Als restaurateur en lijstenmaker werk ik tegenwoordig met allerlei grote opdrachtgevers. Daar ben ik trots op. Maar vooral ben ik blij dat ik met kunst kan werken. Mijn wereld vanbinnen is nog rijker dan jullie kunnen zien.’
TEKST: Pieter van der Blink
FOTO: Koos Breukel