Françoise
1951, Congo
Gevlucht in 1990.
Heeft een verblijfsvergunning en een Nederlands paspoort.
Drie van haar kinderen wonen in Kinshasa, twee in Congo Brazzaville.
‘Mijn man en ik waren actief voor de Union Démocratique pour le Progrès Social, de UDPS. Hij had een hoge positie in de partij en organiseerde vergaderingen en bijeenkomsten, en we maakten samen pamfletten. Op een dag werd mijn man gearresteerd en ik heb hem daarna nooit meer terug gezien. Samen met andere vrouwen ben ik gaan demonstreren om onze mannen weer terug te krijgen en toen werd ik ook zelf gearresteerd. Ik heb twee jaar in de gevangenis gezeten en daar vreselijke dingen meegemaakt. Mijn man is waarschijnlijk vermoord.’
“Ik weet niet hoe ik zonder het ASKV had moeten overleven”
Françoise in het ASKV boek ‘Binnen, over mensen die aanklopten bij het ASKV’, te bestellen via deze link
In 1990 vluchtte Françoise naar Nederland; haar herhaalde asielverzoeken werden niet gehonoreerd en in 1994 was ze uitgeprocedeerd. Vervolgens leefde ze twee jaar zonder hulp en opvang, en logeerde ze waar mogelijk bij vrienden en kennissen in Den Haag, Rotterdam en Amsterdam.
In 1996 werd in verschillende kerken in Amsterdam een kerkasiel voor Zaïrezen georganiseerd (de Democratische Republiek Congo was toen nog Zaïre met Mobutu als president). Als actie voor een beter asiel- en opvangbeleid voor Zaïrese vluchtelingen. Opgezet door het  ASKV, een Zaïrese steunorganisatie waar ook weer ASKV-ers in zaten en een Zaïrese zelforganisatie Msaada/zns.
Françoise ging naar de Nassaukerk en meldde zich voor hulp aan bij Dominique van Huijstee van het ASKV.
‘Het ASKV heeft gezorgd voor leefgeld en huisvesting op een kamer in een klein pandje speciaal voor vrouwen, met eerst een vrouw uit Ethiopië en later met een vrouw en dochter uit Ghana. Ik paste veel op haar kind. Met haar heb ik nog steeds contact. Dit huisje was van een Nederlandse, die dus haar eigen woning opgaf om illegale vrouwen te kunnen helpen.
Er werd een Amnesty-rapport aangevraagd en geschreven over wat ik had mee- gemaakt in Congo. Ook kwamen er via de Zaïrese hulporganisatie bewijsstukken over de demonstratie van vrouwen in Kinshasa, waaraan ik had deelgenomen. Daarmee werd een nieuwe asielprocedure gestart. De twee advocaten die me hielpen waren allebei heel vriendelijk en betrokken.
Bij het indienen van de procedure mocht ik weer naar een AZC in Laren. De dokter van het azc was heel vervelend tegen me, hij vroeg wat ik daar nu alweer deed en of ik niet beter in Congo kon gaan wonen. Ik werd in die tijd heel ziek, en gelukkig was er toen een vervangster van die vervelende arts en die heeft me doorverwezen naar een gespecialiseerd ziekenhuis in Amsterdam. Dat heeft mogelijk toen mijn leven gered.
Na veel juridisch getouwtrek kreeg Françoise uiteindelijk in 1999 een verblijfsvergunning op humanitaire gronden. En nu heeft ze een Nederlands paspoort. Haar kinderen zijn al die tijd in hun geboorteland gebleven; drie van hen wonen inmiddels in de Democratische Republiek Congo, twee in Congo Brazzaville.
‘Toen ik wegging uit Congo, liet ik mijn kinderen achter bij mijn moeder en zus. Mijn moeder overleed en toen werd het te zwaar voor mijn zus, zij was uit angst zelf opgepakt te worden al verhuisd. Alle bezittingen van mij en mijn man waren door de politie in beslag genomen, dus er was ook geen geld. Een vriend van de familie heeft toen twee kinderen meegenomen naar Brazzaville en die zijn daar opgegroeid.
In de tien jaar dat ik aan het procederen was, kon ik mijn kinderen niet meer vinden en heb ik twee keer een opsporingsverzoek gedaan via het Rode Kruis.Toen ik een verblijfsvergunning kreeg, kon ik zelf afreizen naar Brussel en daar vond ik een autohandelaar aan wie ik kon vragen mijn kinderen te zoeken. Hem is het wel gelukt.
Ik wilde toen heel graag ten minste één kind hierheen halen. Maar doordat ik zo lang geen asielvergunning kreeg en er, buiten mijn schuld om, geen duurzaam contact geweest was met de familie, werd dit afgewezen.’
Françoise leeft nu van een uitkering en probeert daarmee af en toe ook nog haar kinderen te helpen, maar dat is moeilijk. Haar gezondheid is nog steeds slecht en ook haar ogen gaan achteruit.
Gelukkig heeft ze nog wat familie in Parijs gevonden en daar gaat ze af en toe heen. Daarnaast is het haar in al die tijd tot nu toe twee keer gelukt naar Congo te reizen om haar kinderen te zien.‘Als ik het ASKV niet had gehad, had ik mogelijk op straat moeten overleven en had ik nooit een verblijfsvergunning gekregen. Ik weet nog hoe blij ik was dat ik dat kamertje kreeg in dat vrouwenhuis, eindelijk had ik rust. De mensen van het ASKV hebben me heel erg geholpen, medisch, sociaal en juridisch. Ik weet niet hoe ik dit anders overleefd had.
De toekomst zie ik helaas niet heel vrolijk in. Door mijn slechte gezondheid is het me nooit gelukt om werk te vinden. Ik heb nog steeds een uitkering. Ik heb gelukkig nu wel contact met kinderen en familie, en dat is fijn. Maar in Congo blijft de situatie onverminderd slecht, dus heb ik ook voor mijn kinderen geen goede hoop voor de toekomst en daar maak ik mij veel zorgen over.’
TEKST: Dominique van Huijstee, Katrien de Klein
FOTO: Bas Baltus