Menu
ASKV
13 februari 2019

Ik was in tranen. Eindelijk was ik vrij

Benetta
1989, Liberia Sinds 2008 in Nederland.
Voorlopige status, deed verzoek om verblijf
op medische gronden. Woont in
gemeenschappelijke flat van het askv.

Als ik mijn aantekeningen van het gesprek met de vierentwintigjarige Benetta wil uitwerken, zie ik hoeveel moeite het haar moet hebben gekost de gebeurtenissen in haar leven op een rijtje te krijgen. Waar ze vaak op terugkomt, is het feit dat je als jonge vluchtelinge het gevaar loopt in aanraking te komen met drank, drugs en mannen met verkeerde bedoelingen.

“Ik was in tranen. Eindelijk was ik vrij”

Benetta in het ASKV boek ‘Binnen, over mensen die aanklopten bij het ASKV’, te bestellen via deze link

De ogenschijnlijk zelfverzekerde, mooie jonge vrouw laat me eerst de flat zien waar ze op uitnodiging van het ASKV sinds 2012 woont met vier lotgenoten. In de gemeenschappelijke keuken ruikt het heerlijk naar kruidig eten. In haar zeer sober ingerichte kamer zijn de lichte gordijnen naar het lange balkon halfdicht en er brandt een kaars. Een prominent aanwezige rolkoffer geeft de indruk dat ze zo kan vertrekken.

Benetta verloor haar ouders tijdens de Eerste Liberiaanse Burgeroorlog (1989-1996), of tijdens de Tweede (1999-2005), dat kan ze zelf niet precies aangeven. Ze vindt het heel moeilijk terug te denken aan die tijd. Is bang weer een breakdown te krijgen, zoals haar eerder overkwam.

Haar oudere zus ging naar een oom en zij werd ondergebracht bij een zus van haar vader. ‘Ik werd daar slecht behandeld. Ik kreeg wel te eten, maar ik mocht niet naar school. Ik moest altijd naar de kerk, maar ik wilde leren. Mijn tante was wispelturig en was niet goed voor mij. Ik groeide op terwijl het overal oorlog was, overal was agressie. Ik was wel gelukkig dat ik niet op straat leefde. Maar mijn tante gooide hete vis en olie over me heen. Toen ik naar de politie ging, wilde die niet naar me luisteren.’

Benetta liep weg, probeerde een jaar lang te overleven, maar omdat niemand zich om haar bekommerde, ging ze uiteindelijk toch maar weer terug. ‘Mijn tante was de enige die me wilde helpen. Maar toen de oorlog in Liberia was afgelopen, leefde ik nog steeds in oorlog met mijn tante. En op een gegeven moment stuurde ze me naar het bos voor de rituelen, zodat ik een man zou vinden. Maar ik wilde nog steeds alleen maar naar school. En eindelijk heeft Broeder Daniël van de kerk besloten me te helpen. Hij regelde een ticket, voor Amerika, dacht ik. Het was verwarrend.’

In 2008 komt ze, negentien jaar oud, aan op Schiphol. ‘Alles was voor me geregeld. Ik was blij, maar verward. Ik had helemaal geen papieren. En mijn bagage kon ik niet vinden, want ik wist niet met welk vliegtuig ik was gekomen. Ik werd naar het detentiecentrum gestuurd, en zoals me door Broeder Daniël was opgedragen zei ik dat ik asiel zocht. Maar wist ik veel. Ik kreeg geen asiel, moest terug naar Liberia, maar ik had geen Liberiaans paspoort. Ze vroegen naar buurlanden, maar ik was nooit op school geweest, dus die kende ik niet.’

Vijf maanden zit ze vast; dan wordt ze naar het azc in Dronten gestuurd. ‘De ind regelde een advocate voor een nieuwe asielaanvraag, maar die legde niks uit. Ik vertelde dat ik werd misbruikt, dat ik aandacht wilde voor mijn problemen en dat ik naar school wilde. Zij stelde alleen maar vragen, vier, vijf keer dezelfde vragen, maar ik wist niks en bleef iedere keer in verwarring achter. Het enige wat ik wist was dat ik naar school wilde.’

In de tussentijd moest ze zien te overleven. Kwam in aanraking met mannen die van alles wilden wat zij niet wilde. Ze raakte volledig in de stress.

In 2010 wordt ook de tweede asielaanvraag afgewezen. Opnieuw wordt Benetta opgesloten, elf maanden lang. ‘We zaten met z’n tweeën in een cel; elke ochtend om acht uur ging de deur open. Het was een nachtmerrie. Ik had veel problemen, ik wilde een psycholoog, wilde controle over mezelf. Ik had het voortdurend doodsbenauwd. Waarom kreeg ik geen hulp?’ Na elf maanden wordt ze weer op straat gezet. Dan zwerft ze van plaats naar plaats, gaat drinken, gebruikt drugs, kan de weerstand tegen de mannen niet meer opbrengen. Ze slaapt met hen voor geld, drugs, nog meer drugs, eten. Maar voor hen werken wil ze niet.

‘Veel vrouwen leven zo, omdat ze niet anders kunnen. Tot ze doodgaan. Dit geeft heel veel stress. Waarom overkomt mij dit, dacht ik, ik probeer alleen maar goed te zijn.’

Dan verwijst iemand haar naar het  ASKV.
‘Begin 2012 ging ik naar Amsterdam en ontmoette ik Petra. Ik vertelde dat ik geen papieren had, dat ik niet terug kon, dat ik hier wilde blijven. Zij stuurde me naar het ziekenhuis, naar een psycholoog. Ik kreeg een nieuwe advocaat, mevrouw Hoogendoorn uit Leiden, en zij diende een nieuwe aanvraag in op medische gronden. Ik vertrouwde Petra. Ik was in tranen. Eindelijk was ik vrij.’

Sinds het voorjaar van 2012 woont ze in een van de opvanghuizen van het  ASKV. De ind heeft nog niet gereageerd op het laatste verzoek om verblijf, maar het leven is wel wat makkelijker geworden. ‘Alles veranderde. Het  ASKV biedt veiligheid. Ze leren me van alles, bijvoorbeeld dat ik mensen in de ogen moet kijken als ik met ze praat. Ik voel me veel beter. De andere vrouwen hier in huis zijn ook aardig. Ik weet niet wat er van me terecht zou zijn gekomen als ik het  ASKV niet had gevonden.’

En wat Benetta haar hele leven al heeft gewild: eindelijk mag ze naar school. ‘Ik volg de Nederlandse taalles. Twee dagen per week ga ik daarheen. Dat is ook gezellig, want daar ontmoet ik ook andere mensen. Maar nu zoek ik nog iemand die me op de andere dagen kan helpen met het huiswerk, met nog beter Nederlands leren praten.’

Ik kan niet anders beloven dan haar daarbij te steunen.

Uit het ASKV boek ‘Binnen, over mensen die aanklopten bij het ASKV’: Bestellen via deze link

TEKST: Katrien de Klein
FOTO:  Sander Troelstra

Deel deze pagina