Youcef
1945, Algerije
In 1959 gevlucht naar Spanje.
In 1983 aangekomen in Amsterdam.
In 2016 kreeg hij een officiële verblijfsvergunning.
De heer Yousef draait zijn hoofd telkens naar links, alsof hij nee gaat schudden. Maar dan bevriest hij in de beweging. Met een tot vuist gebalde hand voor zijn mond vecht hij duidelijk tegen zijn tranen. Tijdens het gesprek blijkt dat hij ook blij kan kijken en kan lachen. Maar zijn demonen laten hem nooit lang met rust. Zijn jeugd is getekend door de Algerijnse Oorlog. De heer Yousef is in 1945 geboren in de provincie Oran, de streek waar ook de schrijver Albert Camus vandaan kwam. Daar is hij trots op. Maar sterven wil de heer Yousef in Amsterdam, waar hij al dertig jaar woont. De ind ziet dat anders. De heer Yousef vertelt zijn verhaal met horten en stoten, er vallen lange stiltes.
“De nachtmerries zijn pas later gekomen”
Youcef in het ASKV boek ‘Binnen, over mensen die aanklopten bij het ASKV’, te bestellen via deze link
‘Mijn vader heb ik niet gekend, mijn moeder was altijd ziek. Mijn zus moest zich kapot werken om haar en mij te onderhouden. Als kind liep ik altijd op blote voeten, we hadden een maaltijd per dag. Het ergste was de oorlog. Daar kan ik niet over praten. In 1959, ik was toen veertien jaar oud, ben ik gevlucht. Een katholiek Spaans echtpaar heeft me meegenomen naar Spanje. Zij hadden zelf geen kinderen, ik was als een zoon voor hen.
Tot mijn zeventiende ben ik bij hen gebleven, we woonden in Alicante en later in Valencia. Toen was ik oud genoeg om voor mezelf te zorgen, en ben ik naar Barcelona gegaan, om te werken. Mijn pleegouders zijn kort daarna overleden, toen had ik echt niemand meer. Het werk lag voor het oprapen: folders rondbrengen, kranten bezorgen, ik ken elke stoeptegel van de Plaza Catalunia tot de Plaza España. Meestal werkte ik in de bouw en in de horeca. Ik kreeg wel vrienden, en ook vriendinnetjes, maar ik was zonder familie.
In Barcelona leerde ik een stel Nederlanders kennen. Je hoorde toch al veel verhalen over Nederland: oh, les Pays-Bas! zeiden de mensen die er geweest waren. Dus ben ik met die Nederlandse vrienden meegegaan naar Amsterdam.
Ik vond het leven hier makkelijker dan in Spanje, toleranter. De burgemeester, toen ik hier kwam, heette Polak. Daarna kwam Van Thijn, toen Patijn, toch? En toen Cohen.
In welke pizzeria van Amsterdam heb ik niet afgewassen? Ik kon overal aan de slag. Altijd had ik werk, zwart natuurlijk. De Nederlandse taal heb ik vrij snel geleerd, vooral via vriendinnen. Maar ik heb nooit het geluk gehad van een echte relatie, het ging altijd na vier, vijf maanden weer stuk. Ik heb ook nooit een eigen huis gehad in Nederland. Soms woonde ik bij een vriendin, dan weer huurde ik voor een tijdje een kamer bij iemand. Nu woon ik voor het eerst voor langere tijd op hetzelfde adres, bij een kennis die ik via het askv heb ontmoet. Het is een Marokkaan van mijn leeftijd. Hij heeft AOW, af en toe gaat hij voor langere tijd naar Marokko, dan heb ik het huis voor mezelf. Soms kan ik goed alleen zijn, soms niet.
Met het askv ben ik pas in contact gekomen toen het slecht met me begon te gaan. Ik had wel altijd een sterke emotionele reactie als ik nieuws zag over Algerije of als ik erover praatte, maar de nachtmerries zijn pas later gekomen. Als jonge jongen was ik sterker. Het is pas nu dat het allemaal naar boven komt. Het askv heeft psychische hulp voor me geregeld. Nu krijg ik pillen, vier per dag, tegen de stress en om te kunnen slapen.
Zonder het askv zou ik het niet hebben gered. Ze bekommerden zich om mij toen het echt niet meer ging. Om mijn gezondheid, en om mijn financiën. Het contact met anderen, dat is voor mij het belangrijkste. Ik ga er elke week heen, ook als er niks dringends is. Gewoon voor een bakkie koffie.
Naar Algerije ben ik nooit meer teruggegaan. Tot mijn dertigste had ik geen enkel identiteitsdocument. Ik was Yousef uit Oran, klaar. Hier in Nederland heb ik van de Algerijnse ambassade een paspoort gekregen, maar het deed me niks om “officieel” Algerijn te zijn. Ik spring nog liever nu in de gracht dan dat ik terugga naar Algerije. Als er nieuws is over Algerije op de televisie dan doe ik dat meteen weg. Anders zie ik weer die dingen van vroeger.
Het is moeilijk om de ind te overtuigen dat ik hier al zo lang ben. Ik heb nooit een huis gehad, nooit belasting betaald. Maar als je mij vraagt wat er vroeger stond op de plaats waar nu het Marriot-hotel staat, dan zeg ik: een kerk. En waar nu de grote bibliotheek staat naast het CS, was vroeger het postkantoor. De Stopera heb ik gebouwd zien worden, de vliegramp in de Bijlmer heb ik ook meegemaakt. Nederland is mijn moederland, ik sta niet tussen twee culturen, zoals sommigen doen, ik heb maar één cultuur. Ik hoop dat Nederland onder de nieuwe koning een goeie toekomst tegemoet gaat. Nederland is mijn veilige haven. Ik ben nu achtenzestig, over een paar jaar ben ik dood. Laat mij alsjeblieft rustig hier blijven.
TEKST: Pieter van der Blink
FOTO: Koos Breukel