Samira
1958, Algerije
In 1991 gevlucht.
In 1997 in Nederland aangekomen.
Verblijfsvergunning op medische gronden.
Gescheiden, heeft een dochter in Algerije.
“Herinneringen tellen voor mij niet, al kun je niet alles vergeten”
Samira, in het ASKV boek ‘Binnen, over mensen die aanklopten bij het ASKV’, te bestellen via deze link
‘De bedreigingen werden in 1991 op een gegeven moment zo erg dat er voor mij niets anders op zat dan te vluchten. Dat was heel moeilijk, want ik had een baby van vier maanden. Ja, ja, natuurlijk was ik getrouwd. Wat dacht je anders? Nee, ik heb mijn man niet verteld dat ik wegging. Ik wist niet waar hij zat. Ik woonde met de baby bij mijn ouders, maar ze groeide daarna bij hem op. Mijn ouders zijn allebei kort na mijn vertrek overleden, mijn moeder aan borstkanker. Wel heb ik al die jaren telefonisch contact gehouden met mijn zus, zodat ik wist hoe het met mijn dochter ging. En vanaf 2003 spreek ik regelmatig met haarzelf. We skypen en ik bezoek haar eens per jaar in Algerije. Of anders ontmoeten we elkaar halverwege in Frankrijk. Ook mijn ex-man zie ik nog regelmatig. Bij mijn vertrek had ik mijn vader gemachtigd de scheiding te regelen. Met mijn ex, die inmiddels is hertrouwd, heb ik sindsdien een goed contact. Alles is rustig nu, er zijn geen problemen meer, al vertrouw ik niemand.’
‘Politiek actief werd ik in 1986, toen ik aan de universiteit van Algiers ging studeren. Ik werd lid van een politieke groepering, de Union Nationale de la Jeunesse Algérienne, de UNIA. Die wilde de mensen voorlichting geven hoe zij meer democratie in Algerije konden bewerkstelligen. Ook sloot ik me aan bij een groep vrouwen die zich inzetten voor de bevrijding van de vrouw en voor vrouwenrechten in het algemeen. We bezochten dan kleine dorpen, waar we brochures uitdeelden en discussiebijeenkomsten met vrouwen organiseerden.Vaak kwam het voor dat mannen ons tegenhielden als we huisbezoeken brachten.’
‘Na verloop van tijd werd het alsmaar moeilijker. Er waren mensen die zich bij de politie over ons beklaagden, met als gevolg dat de politie ons in de gaten begon te houden. En we kregen steeds meer problemen met groepjes fanatieke islamisten. Die waren heel gevaarlijk. Ze hebben een vriendin van mij verkracht en vervolgens gedood. Een andere vriendin vonden we terug in een ziekenhuis. Ze kon niet meer praten en wist niet wat er met haar was gebeurd. Zelf ben ik een keer door de politie opgepakt en 24 uur vastgehouden. Ze wilden van alles weten over mijn vrienden, ouders.’
‘Mijn zwagers verweten me daarop dat ik altijd voor iedereen problemen veroorzaakte. Toen ik ook brieven met doodsbedreigingen ontving, besloot ik te vertrekken. Van mijn ouders kreeg ik wat geld en mijn tante hielp me met de voorbereidingen voor de reis.’
‘Via Marokko ben ik met een schip naar Spanje overgestoken en vandaar heb ik de trein naar Frankrijk genomen. Voor de eerste keer heb ik in Duitsland asiel gevraagd, maar daar ga ik verder niets over zeggen. Uiteindelijk ben ik in 1997 in Nederland beland, dus zes jaar nadat ik uit Algerije was vertrokken.’
‘Hier vond ik onderdak bij een Algerijn die met een Nederlandse vrouw was getrouwd. Toen ik me bij de vreemdelingenpolitie meldde, zeiden ze dat ik in het AZC bij Laren de beslissing moest afwachten. Ik heb daar ongeveer een jaar gezeten. Omdat ik al in Duitsland een verzoek voor verblijf had ingediend, viel de beslissing op grond van de Dublinverordening negatief uit en moest ik het land verlaten. Iemand gaf me het telefoonnummer van het ASKV en daar hebben Amadou en Dominique eerst voor huisvesting gezorgd.’
‘Bij het ASKV heb ik alles verteld en ze zeiden dat ik moest wachten. Ik woonde intussen dan hier, dan daar, elke keer weer op een ander adres. Ik werd er zo moe van, steeds andere mensen, een andere woning. Dat was geen leven. Ik werd depressief, maar ik wilde niet naar de dokter. Ze zeiden wel dat ik naar de dokter moest, maar ik weigerde. Ik slik geen pillen, ik ben een volwassen vrouw, ik wil het zelf uitvechten. Ik ben geholpen met het indienen van een nieuwe aanvraag, maar opnieuw viel die negatief uit. Ik wilde toen bij het ASKV verder met Dominique, maar die had het heel druk en dus moest ik wachten.’
‘Ik was altijd heel gezond in Algerije, maar door de problemen hier – de voortdurende stress, het wachten, de angst, de toestanden in het AZC, elke dag was er wel wat – werd ik ziek en kreeg ik het aan mijn schildklier. Hypothyreoïdie heet dat. Sindsdien moet ik medicijnen slikken en om de drie maanden wordt mijn bloed in het AMC onderzocht.’
‘Dominique bracht me in contact met een advocaat, die een nieuw verzoek indiende of ik hier mocht blijven. In afwachting van een beslissing schreef ik een brief aan de koningin, eerst in het Frans, waarna iemand die in het Nederlands vertaalde.’
‘Ik ben een heel sterke vrouw en ik had geen zin lijdzaam te wachten. Ik schreef een brief aan de koningin over mijn situatie, twee velletjes lang, en al drie weken later kreeg ik antwoord dat de zaak zou worden onderzocht. Ik denk dat het heeft geholpen, al weet ik niet hoe. Toch werd het verzoek opnieuw afgewezen, maar ditmaal werd er niet bij gezegd dat ik het land moest verlaten.’
‘In 2000 heb ik dan alsnog een verblijfsvergunning gekregen, op medische gronden, voor onbepaalde tijd. Ik heb bij TNT gewerkt, brieven sorteren, pakjes, maar in 2011 ben ik voorgoed afgekeurd. Ondanks alles heb ik nooit spijt gehad dat ik hiernaartoe ben gekomen. Ik heb de slechte dingen vergeten, zo is mijn persoonlijke instelling. Herinneringen tellen voor mij niet, al kun je niet alles vergeten.’
Uit het ASKV boek ‘Binnen, over mensen die aanklopten bij het ASKV‘: Bestellen via deze link
TEKST: Sytze van der Zee
FOTO: Bas Baltus